De Brugkerk is open van 10.00 – 16.00 uur
Expositie met als thema ‘Trouwen in de kerk, Symboliek of Inhoudsvol”
Torenbeklimming is mogelijk
Regelmatig zijn er orgelbespelingen

De Brugkerk, een monument
Wie voor de Brugkerk staat en de voorgevel nauwkeurig bekijkt, zal het opvallen dat het uiterlijk doet denken aan een Griekse tempel. Dat was ook de bedoeling van de ontwerper. De bouwstijl in de negentiende eeuw was veelal neoclassicistisch, met elementen die herinnerden aan klassieke oudheid.

Dat zien we terug bij de Brugkerk. Aan weerskanten van de ingang staan twee koppelde Toscaanse zuilen, bekroond door een driehoekig fronton.

Merkwaardig is dat daarboven een toren verrijst, merkwaardig omdat Griekse tempels in het algemeen geen toren hadden. Die toren kwam er ook maar ternauwernood. Er was geen geld voor. Dat er toch een toren kwam, was mede te danken aan de plaatselijke magistraat, die vond dat het ‘zonder toren maar een onooglijk gebouw zou worden’.

Boven de ingang staat vermeld dat de eerste steen gelegd is op 15 maart 1837. Op zondag 16 december 1838 is de kerk in gebruik genomen en verving de bouwvallig geworden Oude Kerk die, een kilometer naar het westen, langs de Kerkweg stond.

De Brugkerk is een zgn. Waterstaatskerk. Het gebouw werd ontworpen door ir. A. Blaauw JHzn, werkzaam bij de Waterstaat.

In plaats van Waterstaatskerk is het eigenlijk beter om van een neoclassicistische bouwstijl te spreken. De naam Waterstaatskerk ontstond nadat Koning Willem I in 1824 bepaald had dat geen nieuwe kerken meer gebouwd mochten worden zonder voorafgaande koninklijke goedkeuring. Er bestond toen een Ministerie van Eredienst dat betrokken bij de bouw van kerken en omdat het onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Waterstaat viel, was de praktijk meestal zó dat de ingenieurs van Rijkswaterstaat de ontwerpen en bouwplannen maakten.

Het orgel
Het kerkorgel is in die zin een bijzonder instrument omdat het nog als enig compleet bewaard gebleven Schmidt-orgel in ons land bestaat. Het werd in 1807-1808 gebouwd door Jan Pieter Schmidt, compagnon/medewerker van de Goudse orgelmaker Hendrikus Hermanus Hess, en voltooid door zijn zoon Jan Christoffel. Toen de bouw van de Brugkerk voltooid was, werd het instrument, als één van de weinige interieurstukken, uit de Oude Kerk overgebracht naar de nieuwe.

Bij oplevering beschikte het orgel over 20 stemmen, verdeeld over 2 klavieren met aangehangen pedaal. Restauraties vonden plaats in 1953 door de firma Van Vulpen uit Utrecht, in 1972 door L.J. Kramer uit Boskoop en in 1994 door de firma S.F. Blank uit Herwijnen. Bij de restauratie van 1972 werd het orgel uitgebreid tot 28 stemmen verdeeld over 2 klavieren en een vrij pedaal. Het doel van de restauratie van 1994 was onder andere om de oorspronkelijke klank weer te benaderen.